Helpers in de opvoeding: de zintuigen

12 Zintuigen

Rudolf Steiner onderscheidt 12 zintuigen: vier fysieke zintuigen, vier zielenzintuigen en vier geestzintuigen. De zintuigen verschaffen ons inzicht zonder dat het verstand er aan te pas komt. Kijken we bijvoorbeeld naar de levenszin: die vertelt ons over hoe onze toestand is, hoe het met me gaat, of ik me moe voel of juist vitaal. Over de onderste zintuigen tastzin, levenszin, bewegingszin en evenwichtszin vertel ik een andere keer.

Fysieke zintuigen

Deze zogenaamde onderste zintuigen leren de mens van alles over het fysieke lichaam. Als een kind op aarde komt gaat het in een fysiek lichaam ‘wonen’, je zou kunnen zeggen dat het zijn huis is. De fysieke zintuigen leren ons veel over ons huis. De tastzin maakt ons bewust van dat huis, de levenszin vertelt hoe de toestand van het huis is, de bewegingszin leert ons het huis bewonen en met de evenwichtszin kunnen we vanuit ons huis de buitenwereld in stappen.

Zielenzintuigen

Dan komt een nieuwe groep zintuigen ons helpen: de zielenzintuigen, zij leren ons veel over die buitenwereld en wat de wereld voor invloed op ons heeft. Zij verlenen ons zielenervaringen, directe gevoelens van antipathie en sympathie, we komen in een levendig heen en weer met de omgeving. We treden met deze zintuigen uit de lichamelijkheid en verbinden ons met de buitenwereld.

We hebben hier te maken met de kwaliteit van de dingen en wat het met ons doet. De vier zielenzintuigen die Rudolf Steiner onderscheidt zijn de reukzin, de smaakzin, de gezichtszin en de warmtezin. Het zal u misschien verrassen dat het gehoor hier niet bij staat, maar dat is het eerste zintuig in de geestzintuigen en daar zal ik een volgende keer over schrijven.

De reuk

We kunnen allemaal ruiken, maar hoe gaat dat? Bij ruiken moet je inademen, je moet iets van buiten in je opnemen. Er is geen enkel zintuig, dat zo geen gevoel voor grenzen heeft. Je kunt jezelf niet dwingen iets niet te ruiken, het ruiken heeft een zeer dwingend karakter. Je hebt het gevoel jezelf kwijt te raken, je hebt ook nooit het gevoel dat alleen je neus ruikt, je lijkt meer op een soort zak die op dat moment helemaal gevuld wordt met een geur. Je beantwoordt meestal onmiddellijk met antipathie of sympathie. Bij stank proberen we ons af te sluiten bij lekkere geuren gaan we onze neus achterna. Het kan heel bedwelmend zijn, je raakt een beetje je heldere bewustzijn kwijt en je kan je moeilijk concentreren met sterke geuren.

Maar het gekke is wel dat je niet lang kunt ruiken, we wennen snel aan een geur en moeten eerst een ruimte uit om het weer opnieuw te kunnen ruiken als we terugkomen. De specifieke kwaliteit van de neus, het ruiken,  is ook voor een deel onbewust, we kunnen smaken benoemen: zout, zuur enzovoort maar geuren niet. Je zegt: het ruikt naar speculaas of het ruikt als een roos.

Het is wel een gebied waar we stevig oordelen: het is lekker, vies, walgelijk of heerlijk. Dit zintuig hangt op een bepaalde manier ook samen met de moraliteit, dat kun je in de taal nog terug vinden: eigen roem stikt, er zit ergens een luchtje aan. Een dier weet onmiddellijk door ergens aan te ruiken of iets goed is of niet, de mens moet dat leren van zijn ouders. Van de kennis dat geur en instinct dicht bij elkaar liggen maken fabrikanten graag gebruik: in parfum zit vaak vaginaslijm van de meerkat, dat  erotische associaties op roept. In supermarkten wordt regelmatig ‘vers-brood’-spray gebruikt om ons een behaaglijk gevoel te geven.

De smaak

Smaak wordt nauw in verband gebruikt met reuk, veel van wat we denken te proeven, ruiken we eigenlijk en als we verkouden zijn proeven we ook veel minder. Onze neus staat altijd open die kunnen we niet sluiten maar onze mond wel. Via de reuk nemen we iets ‘gasvormigs’ tot ons, via de smaak vaste stof of vloeistof. Ook voor de smaak hebben we een echt orgaan namelijk de tong. De smaken kunnen we enigszins indelen: zuur aan de zijkanten van de tong, zout op het puntje, in het midden zoet en achterop de tong ligt bitter.

Van zoet kunnen we heel veel eten en dat vinden we meestal ook lekker, kinderen leren eerst zoet eten en pas later zuur. Zuur is voor ons moeizamer, bij zuur trekken we samen. En met zout is het al helemaal moeilijk want daar kunnen we maar weinig van verdragen en toch hebben we het heel erg nodig. Zonder zout vinden we eten vaak helemaal niet lekker. Zoet hangt samen met welbehagen ook dat vinden we in de taal terug; een zoet kind, zoete broodjes bakken, mijn wraak zal zoet zijn. Zuur maakt ons wakker, daar moeten we meer weerstand overwinnen: dat was zuur voor haar, door de zure appel heen bijten. Van zout komt het er precies op aan hoeveel je gebruikt, precies genoeg laat de smaak van de ingrediënten sterker naar voren komen, te veel bederft de smaak, denk aan ‘het zout in de pap’. Het bittere is altijd een overwinning. Een kind lust vaak pas veel later spruitjes en witlof.

Ook het woord bitter wordt vaak in de taal gebruikt voor een moeilijke weg. Met smaak nemen wij dingen van de wereld op en hebben daar zielsbelevingen bij. Maar smaak heeft ook iets dat van ons uit gaat naar de wereld en dat niet alleen met het spreken, dat we met diezelfde mond doen en waarmee we zure opmerkingen maken,  giftige taal of bittere woorden spreken, zoete woordjes fluisteren en iemand de ongezouten waarheid vertellen, nee, smaak is ook een stukje cultuur dat wij aan de wereld teruggeven: goede smaak van je kleden of je huis in richten.

Je kan ook nog de vergelijking met geestelijk voedsel maken: een boek verslinden, een lezing onverteerbaar vinden. Er liggen enorm veel parallellen, er is veel interactie tussen de binnen en de buitenwereld. In de toekomst zouden we dit zintuig zo moeten ontwikkelen dat we niet alleen beoordelen of we iets lekker vinden, maar vooral of iets gezond voor ons is of niet.

Het gezicht

De ogen zijn ons belangrijkste zintuig. Ze zijn de enige zintuigorganen die aan de buitenkant van het lichaam liggen en ook als zintuig zichtbaar zijn. Het woord zien wordt ook vaak als synoniem gebruikt voor waarnemen of voor iets begrijpen. Toch zie je eigenlijk met je ogen alleen kleuren en of iets licht of donker is. Omdat je ook beweegt en de bewegingszin en de evenwichtszin samenwerken zien we ook vormen, bewegingen en verhoudingen.

Er valt heel veel te zeggen over de kleuren, je begrijpt ook meer van het oog als je je daar mee bezig houdt, maar nu beperken we ons tot wat er gebeurt als we naar kleuren kijken. Dan merk je  dat het een echt zielenzintuig is, want kleuren roepen meteen een stemming op. Als je in een klas alleen met rood schildert, krijg een totaal andere reactie dan wanneer je met blauw schildert. Als je alleen met rood schildert ontstaat er activiteit en gepraat, met blauw is de stemming rustiger en meer ingetogen. Zo weten we dat geel vrolijk maakt, oranje enthousiast en groen geeft rust.

We noemen de ogen ook vaak de spiegels van de ziel, ogen stralen, ogen huilen, kijken somber. Toch is bij het oog  meer afstand tot wat je waarneemt dan bij de smaak of de reuk, daardoor is er meer bewustzijn bij het zien. Van alle zintuigen zorgt deze voor de meeste wakkerheid. Denk ook aan gezichtsbedrog, we zeggen vaak iets anders te zien, dan wat we echt zien, we vullen ‘het plaatje’ in met wat we kennen.

Dus aan de ene kant is het ook een gemoedszintuig en aan de andere kant een werktuig voor het denken. Nog een bijzondere eigenschap van het oog ten opzichte van de vorige zintuigen. Als er niets te horen valt, horen we niets, als er niets te ruiken valt, ruiken we niet, maar we zien altijd! In het donker zien we het donker, in dichte mist zien we de mist. Het oog is een van de sterkst werkende zintuigen.

De warmtezin

Deze wordt ook wel de temperatuurzin genoemd. Temperatuur kunnen we alleen waarnemen als er verandering is. Als iets geen andere temperatuur heeft dan wijzelf dan hebben wij geen koude of warmte-ervaring. Er moet iets gebeuren tussen ons en de wereld, er moet iets stromen. Pak je iets kouds dan stroomt onmiddellijk jouw warmte naar het koude ding en je beleeft koud. Pakken we iets warmers dan stroomt warmte naar ons toe.

Dat is een natuurlijk proces, in de natuurkunde zeggen we opgenomen warmte = afgestane warmte. Maar het heeft bij de mens ook een zielsmatig effect: kou werkt verkillend en doet ons in elkaar krimpen en warmte willen wij graag zo veel mogelijke ruimte geven. De mens wil de wereld ontmoeten. De wereld kan ons op twee manieren bejegenen: we krijgen iets terug of we krijgen niets terug. Als we niets terug krijgen ervaren we kou, als we wel iets terugkrijgen dan ervaren we warmte. Het warmtezintuig is een oerzintuig het werkt in alle andere zintuigen door.

Is er een heen en weer tussen de mens en de wereld, dan is er belangstelling. Belangstelling en interesse daar draait het om in de tweede 7 levensjaren en de zintuigen kunnen daar een grote hulp bij zijn. Zij leren het kind veel over de wereld, van het grootste belang is het dan ook dat die ervaringen kwaliteit bezitten. Het doet er toe voor je latere leven of je kunstmatige voeding eet of puur natuurlijke smaken proeft.  Het doet er ook toe of je altijd gefabriceerde geuren om je heen hebt of dat ook de kans krijgt om echte geuren te ruiken. We kunnen onze zintuigen namelijk een heel leven lang ontwikkelen maar dan staat de kwaliteit van de zintuigervaring wel voor op!

Ria Buscop, Leerkracht klas 1 van de Leeuwenhartschool te Oud-Beijerland


De Leeuwenhartschool is een kleinschalige vrijeschool in Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard. Meer weten over onze school of ons bijzondere onderwijs? Kom gerust langs op een van onze inloopochtenden.

Geplaatst in categorie

“Wij werken met het meest kostbare materiaal op aarde: kinderen”